Het zou een gewone konvooivaart moeten worden, van Liverpool naar Halifax. Nou ja, normaal was geweest een simpele overtocht door een koopvaardijschip. Konvooivaren was geen gewone gebeurtenis, maar tijdens de oorlogsjaren (1939-1945) pure noodzaak. Met een groot aantal schepen tegelijkertijd en begeleid door een aantal marinefregatten over de oceaan. Ondanks dat werden talloze schepen tot zinken gebracht door duitse onderzeeboten en bommenwerpers.
Terwijl het konvooi over het gladde zeeoppervlak en in helderfris winterlicht westwaarts voer, brak in Amsterdam een oproer uit tegen de Duitse bezetter in Nederland. Aanleiding van de staking waren razzia’s – de eerste – waarbij honderden Joodse mannen opgepakt werden. Op de ochtend van 25 februari 1941 stonden de trams stil in Amsterdam. Tezelfdertijd verspreidden aanhangers van de Communistische Partij het manifest ‘Staakt, staakt, staakt!!!’ onder Amsterdamse bedrijven. De staking breidde zich als een olievlek uit over de stad. Rond het middaguur van de 25e was de algemene staking een feit. Van Amsterdam sloeg de staking over naar de Zaanstreek, Haarlem, Velsen, Weesp, Hilversum en de stad Utrecht.
De Duitsers braken de staking met geweld, intimidatie en meedogenloos ingrijpen. Hierbij vielen negen doden en vierentwintig zwaargewonden. Talloze stakers werden gevangengenomen. Later zou blijken dat de staking het enige massale en openlijke protest was tegen de Jodenvervolging in bezet Europa.
Op de Atlantische Oceaan, ver weg inmiddels van het landsgewoel, had men daar geen weet van. Nog maar net de Ierse Zee verlaten hebbend, kreeg de marconist van de Beursplein, Jakob van der Kroef, dinsdagmiddags om één uur een melding binnen, die onder strikte orders “onder de pet moest worden gehouden”, zei kapitein Feijes. Alleen de eerste en tweede stuurman werden op de hoogte gebracht van het feit dat de bewegingen van het konvooi onder vijandelijke observatie waren.
Om kwart over één echter werd op het commodore-schip een blauwe seinvlag gehesen. Al gauw was bekend dat de koers van het konvooi was opgemerkt. Vooralsnog werd het gegeven aangenomen voor kennisgeving en vertrouwden zowel kapitein Feijes als de op dat moment dienstdoende stuurman op de zeven escorteschepen die het konvooi begeleidden. Toch was een onderhuidse spanning aan boord merkbaar.
(wordt vervolgd)
