In de tijd dat Cor Beekman in Rotterdam woonde, was de oorlog er nog niet overheen gegaan. Hij leefde met begrippen die jarenlang gemeengoed waren geweest, maar die vandaag-de-dag niet meer worden verstaan. De Oostervantstraat bijvoorbeeld. Of Gerzon. Of de Müllerpier. Destijds wist je gelijk waarover het ging.
Het bombardement in mei 1940 heeft Beekman niet meegemaakt, hij was toen op zee. Via kranten vernam hij van de verwoesting en wekenlang kende hij de onrust over zijn geliefden. Totdat er een telegram via het Nederlandsche Roode Kruis kwam met het korte bericht dat ‘thuis alles in orde’ was. Dat is ook betrekkelijk wanneer het hele centrum is verwoest, maar goed, met de familie was alles oké.
Beekman zou nooit meer kunnen wandelen in, langs en door de hem bekende plekken. Adressen waar hij had gewoond, waren verdwenen. Wie kent nog de Sleutelsteeg, de Nadorststraat, de Kaapstraat? Erger, hij zou helemaal niet meer thuiskomen. Hij stierf onderweg.
Hoe vier oorlogsdagen Rotterdam vernietigden
Zijn vader en schoonvader woonden aan het eind van hun leven ‘in de Oostervantstraat’. Ieder in die tijd begreep dat wie daar woonde, in het Stedelijk Armhuis danwel in het Tehuis voor Ouden van Dagen zijn onderkomen had. Om maar eens wat te noemen.
Het Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen aan de Oostervantstraat 17 was in 1906 geopend dat de taak overnam van het Stadsarmhuis. De vrouwen en mannen waren nog strikt gescheiden. In het nieuwe tehuis konden 700 personen worden ondergebracht en er was nog ruimte voor uitbreiding.
Minvermogende bejaarden, die geen kinderen hadden die voor hen konden zorgen, konden er terecht. Gescheiden naar geslacht brachten ze daar hun laatste dagen door. Natuurlijk moesten ze overdag wel werken, om zo veel mogelijk in hun eigen onderhoud te voorzien. Touwsplitsen bijvoorbeeld. Het tehuis werd overigens nog lang Stedelijk- of Stadsarmhuis genoemd. In 1973 is de instelling gesloten en afgebroken.

