Hoe was het thuis?

Diverse mannen op de Beursplein zaten in 1940 weken, zo niet maanden, in de rats over hun thuissituatie. Ze wisten enkel dat Rotterdam was gebombardeerd en de geruchten zeiden soms ‘heel Rotterdam’ en andere dat er ‘wel honderdduizend slachtoffers waren gevallen’.

Kranten die in de havens werden gekocht, gaven uiteindelijk wel de situatie thuis weer, maar dan weet je nog niet of je huis er echt nog is en hoe het met de familie gaat. Tot eindelijk het verlossende Rode Kruis-telegram wordt ontvangen met de simpele woorden ‘maken het allen goed. Thuis is alles in orde.’ Langer kon niet, je kon slechts een beperkt aantal  woorden sturen.

‘Van alle Rotterdammers was Maduro de enige die een woning in het centrum had. Hij had nog steeds niks gehoord van thuis en leefde al weken in een tergende onzekerheid. Het enige dat hij wist was, dat hij geen thuis meer had in Rotterdam, want de Korte Baanstraat was verdwenen. Tot hij in januari in Liverpool een RodeKruis-telegram ontving dat het goed ging met zijn vrouw en dat zij inwoning had gevonden aan de Mathenesserdijk 209b.
“Hé” had De Klerk gezegd, “da’s vlak bij mijn, ik woon op 341.”
Ed was zo opgelucht door het goede nieuws dat hij De Klerk omhelsde met tranen in zijn ogen en had beloofd zeker langs te komen zodra ze weer in Rotterdam waren.’

Van de 34 bemanningsleden van de Beursplein woonden er 16 in Rotterdam, voor wie het interesseert: hierzo.
Elf van hen waren in mei 1940 vertrokken uit Rotterdam.

Plaats een reactie