“Ik was stoker op een stoomschip.” (2)

fireman_bron shippingwondersoftheworld_marine-engineerUit een boekje leer je geen ketel stoken. Daarvoor is de praktijk noodzakelijk. Zo leerde Beekman ook het stoken en hij kon dan ook vanuit zijn ervaring prima vertellen wat er bij komt kijken. Ik moest maar zien hoe ik het beeldend op papier zou krijgen.

Uiteraard zijn er sporadisch nog herinneringen te vinden in boeken en op internet. Weetjes, voorvallen, trucjes. Ook de brandstof doet er toe, niet alle steenkool is gelijkwaardig. Uiteindelijk kreeg ik een goed beeld over ketels, stoken en kolen. En over schoonmaken, doorspuiten en as-lozen. Want kolen geven as, tot wel tien procent.

As
Een stoomschip dat per etmaal zestig ton kolen verstookte, gaf een hoeveelheid van tienduizend kilo as te verwijderen. Die as moest overboord. Dat ging met emmers. Een emmer, de ‘mok’, bevatte vijftig kilo, dus pakweg tweehonderd mokken per etmaal. Aan het einde van een wacht werd de as en sintels met putsen met een handlier aan dek gehesen en aan de lijzijde van het schip middels een stortkoker, die ‘aswipper’ werd genoemd, in zee gestort. (De zijde van het schip waar de wind inkomt is de loefzijde, de zijde waar de wind vanaf waait heet de lijzijde. Dit terzijde.)

Vrij jonge kolen produceren veel vliegas en roet dat zich op de pijpen van de ketels ophoopte en de warmteoverdracht verminderde. Daarom werd elke dag roet geblazen om zo de meeste afzettingen van de pijpen te blazen.

Kolenbroei
Vers gedolven kolen konden trouwens, afhankelijk van de soort, wel 16x hun eigen volume aan zuurstof opslorpen. Bij temperatuurstijging kon dit leiden tot zelfontbranding.
Kolenbroei in de kolenbunkers vond doorgaans plaats in oude kolen, omdat de zuurstof daar langer de gelegenheid had om in te werken. Het was dan ook zaak om de bunkers helemaal leeg te maken voor ze met nieuwe kolen te vullen.

Nederlandse marine : Stokers in de achterstookplaats aan boord van de Hr. Ms. “Noord Brabant”. 1914.

Elke wacht moest de temperatuur in de kolenbunkers worden opgenomen. Temperaturen van zestig, zeventig graden waren niet ongewoon. Bij oplopende temperaturen moesten maatregelen worden genomen om zelfontbranding te voorkomen: snel leeg stoken of onder water zetten. Het kwam wel voor dat de houten buikdenning van de bunkers compleet was verdwenen of verkoold door de broeiende kolen.

Plaats een reactie