“Pa blijf nou thuis, d’r komt oorlog”

Het is 1939. Ondanks de wens neutraal te blijven, heeft Nederland oorlogsvoorbereidingen getroffen: 250.000 soldaten staan klaar om het land te verdedigen. Rotterdam is bij een eventuele oorlog aangewezen als ‘veilige stad’. De Maasstad zou moeten dienen als opslagplaats voor oorlogsgoederen. In loodsen en lichters liggen miljoenen kilo’s eten, kleding, hooi en stro opgeslagen, klaar om naar een eventueel front gebracht te worden. Daarnaast zijn er in de stad vijf heuse legerbakkerijen te vinden en een legerslachterij. Sinds het begin van de mobilisatie in augustus 1939 zijn al 32.000 koeien geslacht om het Nederlandse leger te voeden. Om dit alles te bewaken, bevinden zich in Rotterdam ook 7150 soldaten.

Wanneer Beekman dus vertelt eerdaags weer af te varen, is het zijn oudste zoon die zegt “Pa ga nou niet, d’r komt oorlog.” “Ach nog één keer naar zee” had Beekman geantwoord.

Beekman jr. wist waarschijnlijk waarover hij sprak, het was niet alleen een onderbuikgevoel of een algemene opinie. Nee, hij was huidenzouter bij Kaufmann’s Huidenhandel aan de Westzeedijk. Kaufmann kwam oorspronkelijk uit Mülheim aan de Ruhr en was in 1900 naar Nederland gekomen.
Ik vermoed zo dat de jonge Beekman niet alleen flink wat werk kreeg door de duizenden geslachte koeien, maar dat hij ook te horen kreeg waarvan de huiden afkomstig waren.

Maar wat moet je, wat zou je zelf doen? Thuiszitten is geen optie bij een ‘‘t kan vriezen – ‘t kan dooien, misschien valt het mee’. En al komt er oorlog, wat dan nog?

 

Westzeedijk, Kaufmann ’s Huidenhandel,1952-foto F.H. van Dijk

Plaats een reactie