‘Op een dag toen Cor in één van de londense straten een muziekwinkel passeerde, besloot hij voor zijn vader een tinwhistle te kopen. Zijn vader was dolgelukkig met de nieuwe blikken fluit.’
‘Het is een fluitje van een cent’, wordt vaak gezegd als men iets heel vlot voor mekaar krijgt. Maar hoe zo’n fluitje van een cent eruitziet? Tot in de eerste decennia van de 20e eeuw behoorde het tot de meest bespeelde volksinstrumenten.
Een fluitje van een cent is een blokfluit met zes vingergaten. Maar in tegenstelling tot de blokfluit heeft het geen duimgat of pinkgat.
De betovergrootvader van Ellen was orgeldraaier (niet zo’n groot pierement (die kwamen pas na 1850), maar een klein duits handdraaiorgeltje of wellicht een buikorgel; hij zal er ook wel bij hebben gezongen). Haar overgrootvader was liedjeszanger en straatmuzikant. Bekend is dat hij niet alleen zong, maar ook een blikken fluit bespeelde.
De goedkope instrumenten in metaal (blik, zink of koper) of celluloid, waren populair en werden geïmporteerd uit Duitsland, Frankrijk en Engeland, en werden verkocht in muziekwinkels en op kermissen en markten. Deze fluiten zijn 20-40 cm lang en eendelig, wat betekent dat ze niet gestemd kunnen worden. Mogelijk stamt het uit Engeland, want daar wordt het in 1825 voor het eerst vermeld. Dat was zo’n veertig jaar nadat de goedkope blikken plaat op de markt was gekomen. Volksorkest begin 20e eeuw
De zelfgemaakte en de goedkope fluiten deden vooral dienst als speelgoed. Ook volwassen mannen speelden erop, meestal voor hun eigen plezier, maar ook in de ludieke ‘blikken muzieken’ of ‘ketelmuzieken’ die van café tot café trokken. In Boortmeerbeek (Vlaanderen) was er vóór 1875 zelfs een ‘fluitjesharmonie’ die alleen uit blikken fluiten bestond. Rond 1900 maakte het fluitje met zes gaten eveneens deel uit van orkestjes die bal speelden in de cafés. De bezetting omvatte meestal nog een accordeon en slagwerk, zoals een triangel of een rinkelbom, en vaak waren ook een viool en een cello van de partij.
Voor de aardigheid hield men het mondstuk soms tegen een neusgat. Het andere neusgat sloot men dan af door de mond scheef te trekken.
De populariteit van de Ierse muziek heeft ervoor gezorgd dat de ‘tin whistle’ –letterlijk ‘blikken fluit’– (of ook ‘pennywhistle’ naar de lage aanschafprijs) sinds enkele decennia weer veel bespeeld wordt door folkmuzikanten.
Luister maar eens: https://www.youtube.com/watch?v=zrgdWfWpQ7o
