Groeten van oom Ben uit Veenhuizen

Voor sommigen was hij een landloper. Volgens anderen een bekwaam wagenmaker. Een vrijbuiter. Een buitenbeentje. Hij was infanterist, veroordeelde. En hij was hardhorend. Hij was een oom van Cor Beekman.

Bernardus Josephus Beekman (1850/na 1933) was een broer van Henricus Beekman en een oom van Cor. Hij was 1,62 m., had bruine ogen en enkele littekens van beitelsteken, opgelopen tijdens zijn werk als wagenmaker. Hij was ongehuwd en ‘hardhorend’ (doof). Mogelijk om die reden dat hij als buitenbeentje werd gezien. Desondanks had hij in 1871/1872 zijn militaire plicht vervuld als milicien bij de Infanterie te ’s Hertogenbosch.

Tijdens een omzwerving werd hij in juni 1896 voor de tweede maal (de eerste keer was in 1894) door de haagse rechtbank wegens landloperij veroordeeld tot een verblijf in het bedelaarsgesticht Veenhuizen. Oorspronkelijk was dit bedoeld als binnenlandse kolonie voor werkwillige armen, bedelaars en weeskinderen om te leren hun eigen kost te verdienen en ‘economisch zelfstandig te worden’.

Hoe Ben in het leven stond, is onbekend. Nou ja, een vrijbuiter. Hij hield van een borrel en had al eens eerder voor het hekje gestaan. Op 12 juli 1875 had hij (25), met zijn broer Adrianus die toen 15 was en lintwerker van beroep, ene Johannes Gerardus Hermse ‘moedwillig geslagen’. Even tevoren had hij Anna Maria Schobel, huisvrouw van Carolus Brok, een slag toegebracht.

Wacht, ik leg  het even uit, want Bernard herinnerde zich later niets van het voorval. De twee zaten gebroederlijk in een herberg aan de borrel. Ongetwijfeld zal er iets gezegd zijn, Adriaan wordt  herhaaldelijk door iemand op de grond geworpen waardoor hij bloedde. waarschijnlijk door Johan Hermse. Bernard komt zijn broer te hulp en deelt wat klappen uit aan Hermse. De herbergierster  – Anna Johanna Sobel overigens, in tegenstelling tot het rechtbankverslag – besluit de twee uit haar herberg te zetten (ze had zich al de hele tijd geërgerd dat ze alles twee keer moest zeggen, hij was doof, weet je nog, en nu ook nog eens beschonken), maar Bernard, toeterzat, geeft haar –pats!- een slag tegen het hoofd.

Een andere bezoeker springt van zijn stoel om hulp te bieden, da’s dan Johan Hermse. Hermse ontzet de arme vrouw, wordt gegrepen door Ben waarna beide broers hem tegen de grond slaan. Hij is uiteraard niet opgewassen tegen de twee broers, waaronder een stevige wagenmaker en oud-infanterist (dat laatste heeft er natuurlijk niks mee te maken, maar het klinkt goed).

Wat verdere omstanders bemoeien zich er ook mee en het ontaard in een ouderwetse vechtpartij.
De rechter is van mening dat Adriaan, die toen net geen 16 was, toch met oordeel des onderscheids had gehandeld. Bij ‘gemis aan geldelijk nadeel en de geringheid der mishandeling is toepassing van verzachtende omstandigheden veroorlooft’, vooral ten aanzien van Adriaan die alleen partij koos voor zijn broer. Veroordeeld dus voor ‘eenvoudige moedwillige mishandeling’.
Ben kreeg 2 dagen cellulair, Adriaan een geldboete van 2 gulden. Plus de kosten van het rechtsgeding, begroot op Hfl. 5,15.

Anna en Karel waren in 1862 getrouwd. Hij (1834-1888) was schoenmaker, zij (1839-1917) winkelierster/herbergierster in Den Bosch. Anna werd in 1888 weduwe en hertrouwde in 1889 met iemand die 14 jaar jonger was. En weer wordt ze weduwe wanneer deze man sterft in 1914. Maar nu dwalen we wel ver af.

Dat was dus niet de reden dat Ben in Veenhuizen zat. Dat was dus voor het landlopen (gek eigenlijk dat je landloper kunt zijn, maar niet kunt landlopen; dan is het weer landloperij.) Maar Ben was heus geen landloper hoor. Hij zwierf graag rond, maar had een verblijfplaats in ’s Hertogenbosch.

Zijn vader was ook graag buiten, niet alleen om het land te bebouwen, maar ook en vooral als orgeldraaier. Zijn broer Henri voer, die kon lekker uitwaaien op zee, en wanneer hij thuis was en naar buiten wilde, ging hij op straat musiceren. Zingen of muziek maken met zijn blikken fluit. Ze hadden het vast van zijn opa, Philip Beekman die uit Duitsland was komen lopen en zich in Maurik had gevestigd. Overal thuis. En oma, die kwam helemaal uit Rusland, wie weet wat haar achtergrond was.

In Nederland mocht je niet zomaar rondlopen. Dan werd je opgesloten. Nu ja, Veenhuizen was ook lekker buiten.
In 1912 zat hij nogmaals in Veenhuizen voor 14 dagen.

Ben kwam in maart 1930 uit Eindhoven naar Den Haag waar hij inwoonde bij zijn broer Abraham aan de Kritzingerstraat 300 en een half jaar later, in november, verhuisde hij naar naar het Bestedelingenhuis aan het Westeinde 58. Van daaruit tenslotte in april 1933 naar Amsterdam, twee weken voor zijn 83e verjaardag. Of hij die gehaald heeft, is niet bekend.

 

Mariët Meester schreef een alleraardigst boek over Veenhuizen: Koloniekak (‘Leven in een gevangenisdorp’), uitgegeven bij Het Drentse Boek. Het gaat over bewoners en bewakers in Veenhuizen in de 20e eeuw.
Wie meer wil weten over het ontstaan, leze bijvoorbeeld ‘Arm onder Willem I’ (ondertitel ‘Weldadigheid in de vroege 19e eeuw met een Brabants tintje’) van Jos Verhagen.

Plaats een reactie