Joods leven voor 1940

Beekman kwam in zijn leven veel joodse mensen tegen. Dat was heel normaal, zij waren deel van de maatschappij en vervulden hun rol in de samenleving. Rond de eeuwwisseling (1899) kende Nederland zo’n 104.000 joodse inwoners, iets meer dan 2% van de totale bevolking. Niet normaal is dat veel van die mensen de oorlog niet overleefden. De meesten stierven kort na Beekman.

dr F. Grewel: De joden van Amsterdam (demografische gegevens)

In 1897 kreeg hij te maken met  Leentje Wijnberg. In 1898 ontmoette hij David Schelvis. Het ROG in Alkmaar had een bewaarder met de naam Appelman, waarschijnlijk ook van joodse komaf. In de jaren dertig woonde tegenover Beekman een joodse jongen, Eddy Knap, die in 1936 vanuit Rotterdam naar Tel Aviv fietste. In het boek ontmoet hij in 1937 Hijman Wolff in Scheveningen, tagrijn van beroep. (Dat is een handelaar in tweedehands scheepsbenodigdheden, zeil, tuigage en ijzerwaren.)

De familie Beekman kende veel Joden, zoals heel gewoon was in die tijd, want bijna iedereen kon joodse mensen tot zijn of haar kennissenkring rekenen. De jongste zoon van Beekman liet zijn kostuums vervaardigen door een joodse kleermaker.

even tussendoor: achternamen
Bij de invoering van de Burgerlijke Stand eiste Napoleon in 1811 dat ook Joden een achternaam zouden aannemen, waarbij het gebruik van namen van steden uit het beloofde land verboden werd. Bovendien werd gewerkt aan een nieuwe Bijbelvertaling, die zowel voor joden als christenen aanvaardbaar zou zijn. Het gebruik van het Jiddisch werd ontmoedigd om de emancipatie te bevorderen.
Iedereen was verder vrij om zelf een naam te bedenken en aan te nemen. De meeste in Nederland aangenomen Joodse achternamen zijn te verdelen in enkele categorieën: plaats van herkomst, patroniemen en beroep. Daarnaast kwamen de traditionele namen Cohen en Levi veel voor. Voorbeelden van namen in deze categorieën zijn:

  • Plaats van herkomst: Van Praag, Metz, Swaab, Elburg en vooral Frankfurt.
  • Patroniemen: Davids of Davidson, Jacobs, Meijer, Salomon en Wolf. Ook bijvoorbeeld Appel, afgeleid van de koosnaam voor Abraham.
  • Beroepen van het Joodse proletariaat zoals Komkommer, Porcelijn, Goudsmit en Kleerekoper.

‘sjemot’, namen
Johannes Marinus Appelman (‘s Gravenhage 17-2-1824 / Haarlem 11-1-1915), verver van beroep, gehuwd in 1863 en vanaf 1864 bewaarder in het Huis van Verbetering en opvoeding. In 1895 werd hij weduwnaar.

Leentje Wijnberg werd op 9 december 1853 geboren in Deventer als dochter van Betje Wijnberg  (geb. 1835 (andere bronnen noemen ‎± 1832 (9-7-1832?) te Wildervank, Groningen), dochter van Haiman Wijnberg en Aletta Soetra‏). Betje huwde in 1862 Daniel de Jong en overleed 1-2-1893.)

Leentje huwde op 19 mei 1875 in ’s Gravenhage met de koopman Benjamin Wolff (30-8-1846 / 21-9-1906), zoon van Abraham Wolff (in 1875 al overleden) en Hendrika Schuijer (dan koopvrouw). Een maand voor dit huwelijk, op 22 april 1875, erkende Betje Wijnberg, toen wonende te Wildervank en ’45 jaar’, Leentje als haar dochter. Leentje Wijnberg overleed in Den Haag op 8 maart 1939. (bron: wiewaswie.nl en stenenarchief.nl)

Toen Leentje en Benjamin trouwden, had(den) zij twee kinderen: Louis (8-8-1871/9-6-1879) en Elisabeth (4-3-1873, trouwde in 1896).
Daarna volgden:
Hendrika (Rika) 1876 / 11-1-1934 (trouwde 1898)
Abraham Den Haag 5-1-1878 / R’dam 11-4-1938 (trouwde 1899)
Alexander Den Haag 3-2-1880 / Den Haag 15-4-1934 (trouwde 1908)
Catharina 1882 / Den Haag 2-5-1951 (trouwde 1906)
Jacob 17-2-1885 / 8-10-42 (trouwde 1923)
Daniel 15-10-1886 /1-2-1959 (trouwde 1913)
Hijman 12-6-1889 / 15-10-42 (trouwde 1925)
Henriette 11-4-1891/ Sobibor 28-5-1943 (trouwde 1911)
Aaltje 6-10-1893 /Sobibor 20-3-1943 (trouwde 1919)
Van de 11 kinderen van Leentje Wijnberg werden er minstens 4 vermoord.

David Schelvis werd op 5 oktober 1888 te Amsterdam geboren als zoon van Mozes Schelvis en Elisabeth Beesemer. Op 25-9-1898 wordt hij vanuit het ROG Avereest door het ROG Alkmaar overgenomen. Waarom de jongen op tienjarige leeftijd in een rijksopvoedingsgesticht terecht kwam, is niet te achterhalen. Het is onwaarschijnlijk dat hij in Alkmaar zijn Bar Mitswa vierde, maar hij werd er wel ‘volwassen’. Op 15-6-1905 ging hij weer naar Avereest waarna hij waarschijnlijk begin oktober 1906 terug naar huis in Amsterdam mocht.
In december 1907 ‘tot de (militaire) dienst aangewezen’, maart 1908 7e reg. Infanterie, juli 1909 ontslagen wegens lichaamsgebrek. Hij huwde in 1917 met Jetje Swart.
David, vanaf zijn tiende tot zijn achttiende onderworpen aan de tucht van een opvoedingsgesticht, werd 22-10-1942 in Auschwitz vermoord, 54 jaar oud.

Eduard Markus Knap (20-7-1915) tenslotte woonde met zijn ouders aan de Hofdijk. Eddy was in 1936 naar het Brits Mandaatgebied Palestina gefietst en werd later vertegenwoordiger, net als zijn vader Benjamin, die handelsreiziger was. Na het bombardement van 14 mei 1940 verhuisde het gezin naar Den Haag, waar Eddy op 5 januari 1943 werd gearresteerd. Op 13 februari werd hij doorgestuurd naar Kamp Westerbork en drie dagen later gedeporteerd naar Auschwitz in hetzelfde transport als zijn vader. Eddy werd geselecteerd om te werken, vader werd na aankomst vermoord. Ook Eddy overleefde Auschwitz niet en zijn dood werd gesteld op 1 januari 1944. Zijn moeder en zusje (Clara Rachel Elze en Debora Jansje) ) stierven in Sobibor in 1943.

Ik noem zoveel namen om hen enigszins recht te doen.
Van de naar schatting 140.000 Joden die Nederland in mei 1940 telde, zijn er zo’n 103.000 vermoord.

Plaats een reactie