Draaiorgel in de Zandstraatbuurt

draaiorgel in de zandstraatbuurt-rond 1910

Zie je die vrouw links van het orgel, met dat centenbakkie? Dat zou de moeder kunnen zijn van Nico Kooper, bijgenaamd ‘de Pinksterbloem’. Waarom de jongen zo werd genoemd, is onbekend.

De bijnaam kan verschillende oorzaken hebben. Een Pinksterblom of Pinksterbruid komt uit een oudnederlands folkloregebruik, waarbij rond Pinksteren op een voorjaarsfeest uit de ongetrouwde meisjes van de gemeenschap door de huwbare jonge mannen een ‘bruid’ gekozen werd, de Pinksterblom. De gemeenschap hoopte met het aanstellen van een Pinksterblom op vruchtbare akkers en vruchtbare huwelijkspartijen voor hun dorp of buurt. De rol van de Pinksterblom werd vervuld door het mooiste meisje van het dorp of de buurt. Behangen met sieraden en getooid met een bloemenkrans werd ze tijdens Pinksteren het dorp of de buurt rondgedragen. De traditie gaat terug tot de middeleeuwen. In contrast met het Sint Jansfeest, waar echte bloemen worden gebruikt, zijn de kransen tijdens het Pinksterblomfeest van papier.
Nico was dus of een knappe jongen, of een ‘zwoele’ (homosexueel, al is dat onwaarschijnlijk want in 1903 trouwde hij en werd in 1961 weduwnaar), of hij liep met een kettinkje danwel getooid met bloemen.

‘Cor had voorzichtig gevraagd of hij zo werd genoemd omdat hij een keer vrouwenpantoffels had gestolen. Niek had hem vreemd aangekeken en verteld dat een jongen uit Friesland hem zo noemde omdat hij altijd liep te fluiten; in Friesland werd fluitkruid, dat rond Pinksteren bloeide, ook weleens pinksterbloem of pinksterblom genoemd. Nico kon daar wel mee leven, muziek was hem van thuis uit meegegeven. Nou dat sprak Cor aan.
“Mijn vader is straatmuzikant als hij niet vaart.”
“Echt? Mijn moeder liep voordat ze trouwde met een draaiorgel. En toen mijn vader was overleden, heeft ze weer met een straatorgel muziek gemaakt.”
“Joh, mijn opa ook. Dat is leuk.”
Toen later bleek dat zijn opa ‘Adam’ heette, net als Cor’s grootvader, en dat Nieks vader marinier eerste klasse was geweest, voelden ze zich hecht verbonden aan elkaar.’

Rotterdam kende rond 1900 in de Zandstraatbuurt overigens een prostituee met dezelfde bijnaam, dat terzijde.

Nicolaas Kooper (Rotterdam 2-11-1884) had in 1897 per ongeluk wat dingetjes gestolen (vrouwenpantoffels, een jas, een pet) en was veroordeeld tot het rijksopvoedingsgesticht tot 1-11-1900. Grappig om te vermelden (toen niet, nu wel door onze ogen bezien): in 1895 werd hij gehoord als medeplichtig aan diefstal, in 1896 werd hij ‘verdacht van diefstal van kleinigheden uit een krachtmachinetent, staande op het kermisterrein alhier’ (Rotterdam), op 7 september 1896 werd door de politie procesverbaal opgemaakt wegens diefstal van een paar vrouwenpantoffels, waarvoor geen vervolging is ingesteld; op 13 maart 1897 is hij wel vervolgd voor diefstal van een jas en pet van Cornelis Jan Huijsman en op 15 maart een jas van Cornelis Huizer. (Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend en gedupeerden worden verwezen naar het viswater achter de netten!)

Zijn vader Johan Lodewijk Kooper was gepensioneerd marinier eerste klasse en overleed in 1892. Zijn moeder Anna Maria Geurs liep als meisje al met een draaiorgel, na de dood van haar man liep zij voor haar moeder met een straatorgel. In 1896 huwde zij Johannes den Herder (11 jaar jonger), opperman, met wie zij eerder enige tijd in concubinaat leefde. Zij kreeg van hem twee kinderen. Hij werkte af en toe en liet het grotendeels aan zijn vrouw over met negotie de kost te verdienen. Nicolaas woonde de laatste tijd bij zijn grootmoeder Geurs, weduwe van Adam Hendriksen Geurs, muzikant.

Nu ja, de eigenlijke orgeldraaier zal wel de man met de kruk rechts zijn. Die beoogde vrouw-met-het-centenbakkie heeft helemaal geen centenbakkie in haar hand. Maar gezellig was het wel in de Zandstraat.

een oude opname

Plaats een reactie