Kinderen hinderen, dan maar naar een opvoedingsgesticht

“Kinderen hinderen” schreef vader Cats, een stelling die menigmaal is onderschreven. Toch klopt er geen moer van en hij heeft het ook niet beweerd. Zeker is het waar dat kinderen dingen doen die je als volwassene niet in je hoofd haalt (het omgekeerde is ook waar) en dat de kleine dreutels handenbindertjes zijn en je vaak de handen ten hemel doen rijzen. Maar er zijn veel zaken die hinderlijk zijn, niet alleen de mensjes die onze toekomst dragen.

Laten we eerst stellen dat Jacob Cats nooit heeft beweerd dat kinderen hinderlijk zijn. Wie zoekt naar de herkomst, ontdekt alleen dat de meeste (luie) bronnen elkaar kopiëren, de zinsnede ‘veelal didactische gedichten (zoals de frase Kinderen zijn hinderen, zei vader Cats)’ kom je meermaals tegen. Makkelijk hoor, maar ja, wie leest nog Cats?

De oorsprong ligt in een gedicht van hem waarin een jonge weduwe tegen de moeilijkheid van hertrouwen aanloopt vanwege haar kleine kinderen. De mannen hebben wel zin in haar, maar niet in de kindertjes, wat haar tot de beroemde verzuchting brengt.

In vroeger tijden ware kinderen simpelweg het gevolg van gemeenschap. (Ja tegenwoordig ook, maar nu is het gevolg minder vanzelfsprekend.) Kinderen werden beschouwd als mini-volwassenen en moesten dit ook zo snel mogelijk worden. Echt kind-zijn lag tot ver in de 19e eeuw niet voor de hand. Een dichter als Hieronymusch van Alphen was een voorloper en hanteerde een eeuw eerder al een andere benadering door kinderen aan te spreken in zijn gedichtjes (‘Ziedaar, lieve wichtjes! Een bundel gedichtjes, Vermaakt er u meê! En springt naar uw woning, Maar… eerst ter belooning Een kusje of twee’ en ‘Ik ben een kind, Van God bemind, En tot geluk geschapen’ of, tenslotte ‘Mijn vader is mijn beste vrind; Hij noemt mij steeds zijn lieve kind. ‘k Ontzie hem, zonder bang te vreezen, En ga ik hupplend aan zijn zij, Ook dan vermaakt en leert hij mij, Er kan geen beter vader wezen!’).

Vanzelfsprekend ook het meer moralistische ‘Jantje zag eens pruimen hangen, O! als eijeren zoo groot. ’t scheen, dat Jantje wou gaan plukken, schoon zijn vader ’t hem verbood’, Van Alphen beschouwde het kind als een onbeschreven blad. Hij vond dat kinderen spelenderwijs moesten kunnen leren. ’Mijn speelen is leeren, mijn leeren is speelen, En waarom zou mij dan het leeren verveelen?

De industrialisatie gooide roet in het eten. Kinderarbeid groeide en armoe in steden nam toe, waardoor geen tijd of geld was voor onderwijs en de onbeschreven blaadjes vaak werden volgekalkt met ondeugden. Gezinnen waren niet altijd de broedplaatsen van voorspoed en geluk, vaders konden aan de drank zijn, werkloos, verwaarlozing lag op de loer…..

1811: naar verbeterhuizen (alleen bestaan ze niet)
Wie ontspoorde en werd gepakt, ging in de knip. De oprichting van verbeterhuizen was in 1811 onder de franse wetgeving ook in Nederland vastgesteld. Onderscheid was gemaakt tussen volwassen criminelen en jonge boefjes, die een mildere straf kregen. De grens lag bij zestien jaar. De wetgever oordeelde dat kinderen beneden de zestien jaar, die zonder oordeel des onderscheids tot enige wandaad vervallen zijn, niet mogen worden opgesloten in vereniging met eigenlijke misdadigers, in wier gezelschap zij slechts verergeren zouden. Volgens artikel 66 van het Wetboek van Strafrecht (Code Pénal) moesten deze kinderen in een speciaal verbeterhuis worden opgevoed.

Het oordeel van een rechter om jongens te plaatsen in een Huis van Verbetering en Opvoeding was in de 19e eeuw een vonnis met humanitair oogmerk. De rechters hadden werkelijk de bedoeling ontspoorde jongeren uit het milieu te halen waarbinnen zij waren blootgesteld aan negatieve invloeden. Vaak gezinnen aan de rand van de samenleving, bekend met problemen als drank, werkeloosheid, mishandeling, armoede en diefstal.
Wie verantwoordelijk werd geacht voor zijn misdrijf kreeg gevangenisstraf, andere kinderen gingen vrijuit of konden naar een ‘verbeterhuis’ worden gestuurd. Opmerkelijk, want zulke tehuizen bestonden formeel nog niet.

1833: eerste jeugdgevangenis in Rotterdam
1857: Huis van Verbetering en Opvoeding in Alkmaar
Onder druk van het Nederlandsch Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen (GZVG) werd in Rotterdam in 1833 een speciale jeugdgevangenis geopend waar de veroordeelden die zonder oordeel des onderscheids hadden gehandeld, als ‘opvoedelingen’ apart zaten van de jongelingen welke met oordeel des onderscheids hadden gehandeld.
In de praktijk leidde dat in eerste instantie nog niet echt tot verbetering, omdat gestraften en opvoedelingen door elkaar werden vastgehouden. Het veranderde pas echt toen in 1857 het Huis van Verbetering en Opvoeding in Alkmaar werd geopend.

Oorspronkelijk hadden de tehuizen echt het doel de jongeren een stevige basis te verschaffen voor een waardevolle deelname aan de maatschappij. Helaas was het systeem afhankelijk van de mensen die het uitvoerden, en dat waren niet altijd degenen die het meest geschikt waren jongelui te begeleiden. De heropvoeding ging met ‘ijzeren vuist’, door veelal voormalige cipiers en oud-militairen.

De normen stonden in die tijd niet toe dat opvoedkundigen afdaalden tot hun pupillen. Bovendien beseften de toezichthouders niet dat een opvoedingsgesticht andere methoden verlangde dan het leger of de gevangenis. Tot het moment dat er iemand kwam die daar oog voor had. Zo iemand was Jan Klootsema .

 

Plaats een reactie