“Het gebeurde wel dat we op de afrikaanse rivieren een tij met de ballen aan de grond zaten en dan viel er soms een halve dierentuin uit de bomen die wel eens op een schip wilden kijken. En met stammen laden, gegarandeerd dat er allerlei tuig meekwam.” De oude zeeman zag zich weer op het dek in de vochtige warmte van de tropen, in zijn ogen smeulde het verlangen naar een tijd die enkel nog bestond in zijn herinnering. “Dan hielp een rattenschild weinig.”
Het plaatsen van rattenschilden komt tegenwoordig (vroeger was het gewoon praktisch en vanzelfsprekend) voort uit een internationale overeenkomst betreffende sanitaire voorschriften ter voorkoming en verspreiding van besmettelijke ziekten. In de West-Europese havens wordt vaak dit voorschrift niet meer toe gepast, maar in havens van Afrika en het ‘verre oosten’ wordt hier, vooral in opdracht van de havenautoriteiten, streng de hand aan gehouden. Het niet aanbrengen van rattenschilden en is strafbaar.
De cirkelvormige platen met een diameter van ongeveer een halve meter, die in de haven op enkele meters van het schip op alle meertrossen werden geplaatst, moesten voorkomen dat er langs die weg ratten aan boord komen, of ratten het schip verlaten. Wie weet wat de beestjes meebrachten….
Rattenschilden hebben wel zin, de ratten lopen niet meer over de trossen aan boord. Het probleem is dat ze gewoon via de gangway gaan. Maar goed.
Eenmaal ratten aan boord van een schip zijn deze zeer moeilijk te bestrijden en reizen ze mee naar andere laad- of loshavens elders op de wereld.

Ratten en kapiteins verlaten een zinkend schip
Volgens sommige mensen voelen ratten aan dat een schip bij de volgende reis zal zinken en des-embarkeren ze massaal. Kunnen de ratten elkaar dan waarschuwen in geval van gevaar? Blijkbaar. Ze scheiden een chemische stof af die soortgenoten waarschuwt. Bij dreigend gevaar vluchten ze dus.
De herkomst van het gezegde ‘ratten verlaten een zinkend schip’ is niet te vinden. Wellicht stamt dit uit de tijd van de houten schepen die de wereldzeeën bevoeren. Hout levert brandgevaar op, zeker toen kanonnen bulderden en piraten met fakkels hun muiterijen uitvoerden, was het vuur een veel voorkomende oorzaak van zinken. Aangezien ook een rat ok geen behoefte heeft aan een dood in de vlammen, verkiezen ze het water boven het vuur om de kans op overleven te vergroten. Zij verlaten dus het zinkende schip.
De ratten zijn als eerste weg. Daarna volgen (indien aan boord) vrouwen, kinderen, zieken. Dan volgen de mannen, behalve de kapitein. Die gaat met zijn schip ten onder.
Welnee, de kapitein gaat zelden met zijn schip ten onder. Een kapitein heeft ervaring op de woelige baren en heeft kennis over de zee en haar gevaren. Een kapitein verloren laten gaan omdat zijn schip zinkt, dat zou een teloorgang van kennis zijn die moet worden voorkomen. Waar de uitspraak over de ratten dus wel correct is, is die over de kapitein dat niet. Maar dat terzijde.
Eenmaal aan boord….
Zoals op elk schip waren ook op de Beursplein ratten aanwezig. Waren in vroeger tijden ratten aan boord dus een goed teken omdat, wanneer deze het schip verlieten, dit een slecht omen beduidde en het schip inderdaad meestal verging, de ratten op de Beursplein waren te talrijk en werden hinderlijk. Je houdt ze immers niet als ‘mijnkanaries’. Het was zelfs zo hinderlijk geworden, dat de havenarbeiders aanvankelijk weigerden het schip te lossen vanwege de zwermen ratten in de ruimen, die zich al die tijd tegoed hadden gedaan aan lijnzaad dat een onderdeel van de lading uitmaakte.
In een vorig artikel is te lezen dat de scheepstimmerman van het s.s. Suriname, Gerrit Bonte, op 18 februari 1941 ziek afmonsterde en in Engeland achterbleef toen de Suriname op 24 februari 1941 afvoer vanuit Liverpool. Daarmee ontkwam hij aan de aanval op het konvooi waarin de Suriname voer. Bonte had een ernstige keelontsteking.
Op grond van een strijkje uit zijn keel bleek dat hij daar dezelfde bacteriën had als de ratten, die na het uitgassen van het ruim van de Suriname uit het schip gehaald waren. Omdat het schip graan vervoerde, wemelde het van de ratten aan boord.
Ook op de Beursplein werd gegrepen naar de potten met blauwzuurgas, die in de ruimen werden gezet. Daarmee ontstond echter een nieuw probleem: de houten wanden van het schip waren niet al te degelijk meer, het gas was de bemanningsverblijven in getrokken. Dit veroorzaakte het nodige ongenoegen. De enige oplossing was om tijdelijk een pensionnetje in de haven te zoeken, maar voor sommigen was dat nog een probleem erbij. De gage van de getrouwde mannen werd doorgaans grotendeels uitbetaald aan het thuisfront middels de zogenaamde week- of maandbrief, voor het levensonderhoud. Wekelijks of maandelijks werd zo’n driekwart tot het geheel van de gage ingehouden dat in Nederland werd uitbetaald. Waar de bemanningsleden van naar de wal konden, was het geld van de bonussen en het overwerk. Nu het schip al weken in de haven lag, raakte het geld van de mannen op.
“Waar betalen we het onderkomen van?” rees de vraag.
Wat de gevolgen waren en hoe het verder ging, is voorbehouden aan het boek.
