Lijfstraf, geldboete of gevangenis? Het beste is niet goed genoeg.

lijfstraf aan boord_schilderij Willem Arnoldus Kok 1845-1916

Bijna ieder kind heeft wel eens iets gestolen. Het schijnt onderdeel te zijn van het opgroeien. Of het de spanning is, of het opdoen van de beleving, of door een vriendje…. Het kan ook zijn dat een kind gewoon het besef mist dat stelen niet ‘comme il faut’ is; dat kan dan weer te maken hebben met een gebrek aan opvoeding of doordat het kind totaal geen weet heeft van mijn en dijn (dat is verontrustend).

Ik ken een respectabele dame die in haar jonge jaren bij de Hema lippenstiftjes wegnam. Gewoon omdat het kon. Zelf heb ik als jongetje eens 4 verzamelpostzegels gestolen bij Ter Meulen in Rotterdam. Beekman was twaalf toen hij met enkele vriendjes op de kermis in Brielle wat jatte. De veldwachter kwam er aan te pas, de mannetjes moesten mee. Daarmee was de kous niet af, welnee. De andere dag al zat hij aan de Noordsingel in Rotterdam in afwachting van wat de rechter ervan vond. Nou die vond het ‘niet kunnen’. De ventjes – 12, 12, 11 en 10 jaar – konden tot hun  achttiende naar een rijksopvoedingsgesticht. De staat zou wel even zorg dragen voor een gedegen opvoeding. Ai.
Ook al werd gekeken of de jeugdige delinquent had gehandeld met of zonder oordeel des onderscheids, de opzending naar een ROG stond zelden in verhouding tot de overtreding. Vergelijk het eens met een middagje bij Bureau HALT en vier jaar in een tuchthuis.

In de middeleeuwen werden lijfstraffen vaak toegepast volgens het spiegelstraf-beginsel: de aard van de straf hing samen met het vergrijp. De gevangenis diende tot 1600 slechts als huis van bewaring, waarin gevangenen wachtten op hun vonnis of straf. De lijfstraf geschiedde op gerechtelijk bevel en werd uitgevoerd door de beul. In de franse tijd in Nederland (1794-1814) werd een nieuw wetboek van straf van kracht met minder lijfstraffen. In 1854 werden in Nederland de gerechtelijke lijfstraffen afgeschaft.

Tot 1879 gebruikten zeeofficieren bij de Koninklijke Marine geselingen en kromsluitingen om bemanningen te tuchtigen. Bij het leger waren lijfstraffen (met als in de burgerlijke strafwetgeving) toen al in onbruik geraakt. Beekmans oudste broer had nog net een staartje meegemaakt van lijfstraffen bij de marine.

Dat was nog eens een tijd! Je was dronken aan boord gekomen of had een brutale bek. Of zoals Cor, geslapen tijdens je wacht; nou, dan stond je even voor het rooster en kreeg er tien of vijfentwintig op je huid en je was van alles af — je ging ’s avonds weer gewoon naar de wal….
“Die slagen werden met een hard eindje touw toegediend door twee kwartiermeesters of bootslui, die om beurten sloegen op het achterdeel van de gestrafte. Het schreeuwen werd overstemd door de trom van de tamboer…. tóch drong het gegil wel door naar de wal.”
“Waarom slaan ze dan niet meer?” wou Cor weten. “In Alkmaar kreeg je nog wel op je bast.”
“Lijfstraffen zijn in 1879 uit het tuchtrecht geschrapt als ‘mensonterend’. Maar nou? Ze douwen je veertien dagen in het provoost, om de derde dag warm eten, of dat zo’n lolletje is? Nou ja, hedendaags matrozen vinden nu dit weer een onmenselijke straf…. die óók op haar laatste benen loopt.”

Tegenwoordig schijnt vrijheidsberoving (gevangenisstraf) maar liever nog een geldboete de oplossing te zijn. Geld is voor de overheid zeer interessant.
Maar alles is relatief. Er zijn natuurvolken waarvan de mensen bij opsluiting sterven omdat het ‘nu’ voor hen ‘altijd’ is; zij redeneren niet dat het weer anders kan worden.
De oude joodse wetten gingen uit van het idee dat een benadeelde gecompenseerd diende te worden door de dader. Een dader moest dus gewoon terugbetalen wat hij iemand had ontnomen. Kon hij dat niet, dan werkte hij als slaaf tot de schuld was vereffend, want met opsluiten is niemand gebaat.

 

Plaats een reactie